Meer over intervisie

Intervisie

Collegiaal adviseren over werkgerelateerde vraagstukken


Als leidinggevende staat u soms enigszins alleen in het vinden van oplossingen voor werkgerelateerde vraagstukken en problemen. Het contact met uw manager of directeur staat vaak onder druk door de beschikbare tijd en het voorleggen van uw vragen en twijfels aan uw medewerkers is door de onderlinge gezagsverhoudingen meestal niet wenselijk. Door het opzetten en uitvoeren van intervisiebijeenkomsten verruimt u de mogelijkheden om op een veilige wijze ondersteund te worden in uw werk.

Wat is intervisie.

Intervisie is een gespreksvorm waarin collega’s elkaar bevragen en adviseren over een ingebracht werkgerelateerd vraagstuk waardoor bij de deelnemers nieuwe inzichten ontstaan over het vraagstuk. Veel voorkomende vraagstukken in intervisie zijn bijvoorbeeld het effectief sturing geven aan bepaalde medewerkers, de omgang met klanten, informatie geven en ontvangen, onderhandelen en omgaan met tegengestelde belangen.

Uitgangspunten en randvoorwaarden van intervisie.

Intervisie kent de volgende uitgangspunten:

  • Intervisie vindt plaats in een groep van minimaal drie en maximaal vijf personen.
  • De deelnemers moeten in staat zijn tot en gemotiveerd zijn voor reflectie en zelfreflectie.
  • Tussen de deelnemers aan de intervisie bestaat geen gezagsrelatie.
  • Het onderwerp van gesprek betreft een door een van de deelnemers ingebracht werkgerelateerd vraagstuk.
  • Het gesprek is in de basis adviserend en niet beoordelend.
  • De frequentie van intervisie is 1 keer per maand tot 1 keer per twee maanden.
  • De informatie besproken tijdens intervisie is vertrouwelijk.

Een traject voor intervisie kan door de organisatie in gang worden gezet, maar ook door medewerkers zelf. Het goed laten verlopen van intervisie vraagt om specifieke kennis, vaardigheden en methoden. De deelnemers moeten goed bekend zijn met communicatietheorieën en gesprekstechnieken en moeten ook in staat zijn om interactieprocessen te kunnen hanteren.

Is die kennis en vaardigheid nog onvoldoende aanwezig dan kan een externe deskundige de eerste stappen in dit proces begeleiden. Voordeel hiervan is dat 1) een juiste inzet van methodieken de intervisie sneller effectief maakt; 2) de groep niet eerst zelf het wiel hoeft uit te vinden en 3) de externe deskundige een onafhankelijke, neutrale positie inneemt die niet be(ver)oordelend is naar de deelnemers. Hierdoor is er voldoende ruimte om het gewenste leerproces te laten ontstaan.

Binnen de intervisie kan worden gewerkt aan het ontwikkelen van de zelfstandigheid van de intervisiegroep waardoor zij, na een aantal begeleide intervisies, zelf de intervisiecyclus kunnen vervolgen.

Hoe wordt een intervisie uitgevoerd.

Een intervisie kan in verschillende vormen worden uitgevoerd. Een van de meest bekende vormen is de incidentmethode. In deze intervisievorm wordt door ieder van de deelnemers aan de intervisie bij aanvang van de bijeenkomst een werkgerelateerd vraagstuk ingebracht. Op basis van een vooraf afgesproken beslismethode wordt een van de ingebrachte vraagstukken gekozen als onderwerp voor de intervisie. De incidentmethode kent de volgende structuur.

Structuur.

  • Introductie en uitnodiging aan de deelnemers tot inbreng van hun werkgerelateerd vraagstuk.
  • Keuze maken voor een van de ingebrachte vraagstukken: 20 minuten.
  • Toelichting door de probleeminbrenger op zijn/haar vraagstuk: 5 minuten.
  • Noteren van vragen door de deelnemers die zodadelijk kunnen worden gesteld om aanvullende informatie van de probleeminbrenger: 5 minuten.
  • Informatieronde waarin de deelnemers hun vragen stellen aan de probleeminbrenger en deze de vragen beantwoord: 15 minuten.
  • Analyse van de situatie door de deelnemersgroep in de vorm van ‘roddelen’. De probleeminbrenger neemt hieraan niet actief deel maar luistert: 10 minuten.
  • Standpuntbepaling door de groep betreffende de ingebrachte probleemstelling: roddelen: 15 minuten.
  • Advisering aan de probleeminbrenger door de deelnemersgroep: 10 minuten.
  • Reflectie van en opbrengst bespreken met de probleeminbrenger: 10 minuten.
  • Evaluatie met de gehele groep op resultaat en proces: 10 minuten.

 Regels.

  • De aangewezen begeleider structureert en leidt.
  • Het incident moet echt gebeurd zijn en moet nog actueel zijn.
  • Het incident moet een herkenbaar voorval zijn uit de beroepspraktijk.
  • De inbrenger van het incident is geen discussieleider.
  • Het incident moet kort en feitelijk worden geformuleerd.
  • Ieder groepslid brengt een incident in; de groep kiest het te behandelen incident.

Tijdsduur:

1,5 tot 2 uur

Benodigdheden:

Pen en papier